X is tot eind 2017 in gemeenschap van goederen gehuwd met A. A verlaat de echtelijke woning in 2013. In het echtscheidingsconvenant wordt afgezien van partneralimentatie, omdat partijen in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Voor 2017 claimt X toch aftrek van alimentatie, zijnde het aandeel van A in de hypotheeklasten die zij niet wil betalen. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X niet aannemelijk dat de betalingen die namens A rechtstreeks aan schuldeisers zijn verricht, zijn aan te merken als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat het enkele feit dat A niet bereid is om een bijdrage te leveren aan hun gezamenlijke verplichtingen nog niet meebrengt dat X verplicht is om deze bedragen aan haar te verschaffen. X is voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning, zodat die voor de helft als zijn eigen woning is aan te merken. X kan dus slechts 50% van de hypotheekrente aftrekken. Het maakt niet uit of A de woning in dat jaar heeft aangegeven in box 3. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.3
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111