Rechtbank Gelderland oordeelt dat er geen sprake is van kosten van een geldlening met betrekking tot de eigen woning. Het derivaat is namelijk een zelfstandig vermogensrecht en houdt onvoldoende verband met de aangegane woningfinanciering.

X sluit in 2008 een kredietovereenkomst met de bank voor in totaal € 970.000. Het krediet is bestemd voor de onderneming van X en de bouw van een woning. Het krediet bestaat uit een rekening-courantkrediet (€ 75.000), een 10-jarige Euribor lening (€ 390.000), een 25-jarige Euribor lening (€ 210.000), een 10-jarig Euribor borgstellingskrediet (€ 195.000) en een 12-jarig Euribor borgstellingskrediet (€ 100.000). Daarnaast sluit X ook een derivatencontract met de bank, voor een bedrag van € 620.000. Het derivatencontract houdt in dat, als de 1-maands Euribor rente boven de 4,7% stijgt, de bank het verschil maandelijks aan X moet vergoeden en dat, als de 1-maands Euribor rente beneden de 3,7% daalt, X het verschil maandelijks aan de bank moet vergoeden. Op basis van het derivatencontract betaalt X in 2011 € 22.421 aan de bank. Van dit bedrag brengt X € 16.843 in aftrek als betaalde rente en kosten van geldleningen betreffende de eigen woning. De inspecteur acht dit niet mogelijk en corrigeert de aangifte.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat het derivaat een zelfstandig vermogensrecht is, en onvoldoende verband houdt met de aangegane woningfinanciering. Volgens de rechtbank is er dan geen sprake van kosten van een geldlening met betrekking tot de eigen woning. De rechtbank overweegt hierbij dat het derivaat vrijwillig is aangegaan, een afwijkende looptijd heeft en een afwijkende ‘hoofdsom' (€ 620.000) kent in vergelijking met de geldlening voor de woning.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.120

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 31 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen