Hof Arnhem-Leeuwarden vermindert de betekeningskosten omdat de aanslag VPB waarvoor X aansprakelijk is gesteld, is verjaard. De handelingen van de ontvanger hebben de verjaring niet gestuit.
Dga, X, is op 23 april 2015 hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor niet betaalde VPB-aanslagen met dagtekeningen in 2010, 2012 en 2013 ten name van zijn bv's. Op 20 september 2016 wijst de ontvanger de bezwaren tegen de aansprakelijkstellingen af. De rechtbank verklaart het beroep tegen de aansprakelijkstelling ongegrond. De ontvanger meldt X in april 2019 dat het belastinguitstel is vervallen. Op 1 november 2019 worden aan X twee dwangbevelen uitgevaardigd voor het niet (volledig) betalen van het bedrag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld. In hoger beroep stelt X dat de betekeningskosten ad € 12.424 moeten vervallen omdat de aan de aansprakelijkstelling ten grondslag liggende aanslagen inmiddels zijn verjaard. Volgens de ontvanger zijn de aanslagen niet verjaard omdat de verjaring tijdig is gestuit.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden zijn twee bv's van X op 27 juli 2016 resp. 31 mei 2017, de data waarop zij zijn uitgeschreven uit het handelsregister, opgehouden te bestaan. Eventuele stuitingshandelingen ten aanzien van de belastingaanslagen verricht voor deze data moeten tot de vennootschappen zelf worden gericht. Stuitingshandelingen na deze data moeten aan de aansprakelijkgestelde worden gericht. Dit leidt er toe dat het hof de kostenbeschikking van één aansprakelijkstelling vernietigd. Handelingen van de ontvanger hebben de verjaring van de aanslag VPB 2008 namelijk niet gestuit. De kostenbeschikking betreffende de tweede aansprakelijkstelling wordt verminderd. Het hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Kostenwet invordering rijksbelastingen 3