Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur bij de aanslagregeling mocht terugkomen op de eerder afgegeven VAR-winst uit onderneming aan X die zich bezighoudt met betonreparatie. X geniet met zijn werkzaamheden geen winst maar resultaat uit overige werkzaamheden.

Belanghebbende, X, werkt van 1 januari tot en met 31 mei 2009 in loondienst voor D bv. Hierna gaat X met zijn eigen klussenbedrijf werkzaamheden verrichten voor hetzelfde bedrijf. Vanaf 2 september 2009 is X firmant van een vennootschap onder firma waarvan de firmanten in 2009 alleen werkzaamheden verrichten voor dezelfde onderneming D bv en voor een VOF waarvan D bv een van de vennoten is. De werkzaamheden betreffen nagenoeg alleen betonreparatie. Hoewel X voor zijn werkzaamheden via de VOF een VAR-wuo heeft gekregen, neemt de inspecteur bij de aanslagregeling het standpunt in dat X geen winst uit onderneming geniet, maar resultaat uit overige werkzaamheden.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur bij de aanslagregeling mocht terugkomen op de eerder afgegeven VAR-winst uit onderneming. Met name in de uitspraak van Hof 's-Gravenhage van 7 maart 2012  over de jaren 2010 en 2011 is er aanleiding om het ondernemerschap van X ter discussie te stellen. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn activiteiten aangemerkt kunnen worden als het drijven van een onderneming als bedoeld in de Wet IB 2001. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.156

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 28 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen