Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur niet voor alle transacties apart moet bewijzen dat aan het 'wist of had moeten weten' criterium is voldaan. In een zaak als deze, met heel veel transacties, zou het bewijzen daarvan namelijk praktisch gezien onmogelijk zijn.

Belanghebbende, de fiscale eenheid X bv c.s., handelt in gebruikte en nieuwe auto's. In 2007 blijkt bij een boekenonderzoek dat 40% van haar inkopen afkomstig is van bedrijven die in strafrechtelijke onderzoeken zijn betrokken wegens het niet voldoen van btw op aangifte. In het controlerapport en het procesverbaal van de FIOD is ten aanzien van zeven afnemers aan de hand van voorbeelden geanalyseerd hoe X bv wist of had kunnen weten dat zij betrokken zijn bij btw-fraude. In geschil is of de voorbelasting afkomstig van die afnemers van in totaal € 2.476.285 terecht bij X bv is nageheven. X bv stelt onder meer dat volgens de HvJ EU-jurisprudentie 'per handeling' moet zijn vastgesteld dat aan het 'wist of had moeten weten' criterium is voldaan.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur niet voor alle transacties apart moet bewijzen dat aan het 'wist of had moeten weten' criterium is voldaan. In een zaak als deze, met heel veel transacties, zou het bewijzen daarvan namelijk praktisch gezien onmogelijk zijn. De vooraftrek van alle facturen van de betrokken afnemers is dus terecht gecorrigeerd. Het beroep van X bv is ongegrond. X bv claimt voor de overschrijding van de redelijke termijn terecht een immateriële schadevergoeding. Aangezien een deel van de vertraging in de bezwaar- en beroepsfase (mede) aan X bv is te wijten, wordt de vergoeding gematigd tot € 2.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 17 juli

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen