Hof Den Haag oordeelt dat in hoger beroep de bewijslast verschuift naar belanghebbende. De heffingsambtenaar berust namelijk in het oordeel van de rechtbank.

X bezit een aantal winkelpanden en is het niet eens met de WOZ-waarde voor belastingjaar 2019. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en stelt de waarde van de winkelpanden in goede justitie vast. De rechtbank vindt namelijk dat zowel de heffingsambtenaar als belanghebbende de door hen voorgestane waarden niet aannemelijk maken. Belanghebbende gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag constateert dat de heffingsambtenaar berust in het oordeel van de rechtbank. De bewijslast verschuift daarom naar belanghebbende. Belanghebbende moet de door hem voorgestane waarden aannemelijk maken. Hij slaagt hierin niet. Het hof geeft onder meer aan dat corona nog geen rol speelde in het belastingjaar 2019. Daarnaast geeft belanghebbende niet aan waarom bijvoorbeeld bodemdaling, hoogspanningsmasten, palenpest en fijnstof moet leiden tot een lagere WOZ-waarde voor de onderhavige winkelpanden. Ook onderbouwt hij het hogere leegstandsrisico niet. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 8 april

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen