Hof Den Haag is het met de rechtbank eens dat de bewijslast moet worden omgekeerd. Door ten onrechte de zelfstandigenaftrek te claimen, was X zich er van bewust dat een relatief en aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven.
X exploiteert een coffeeshop. Naar aanleiding van een ingesteld boekenonderzoek, en diverse (zicht)waarnemingen, legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2010 op aan X. De winstcorrectie bedraagt circa € 665.000. Omdat X ten onrechte de zelfstandigenaftrek heeft geclaimd, moet volgens de inspecteur de bewijslast worden omgekeerd. Rechtbank Gelderland is het met de inspecteur eens dat de bewijslast moet worden omgekeerd. Volgens de rechtbank is de schatting van de inspecteur echter niet redelijk. De inspecteur heeft de resultaten van de zichtwaarnemingen uit 2015 volgens de rechtbank ten onrechte volledig geëxtrapoleerd naar 2010. X voert namelijk aan dat in de jaren 2013 - 2015 diverse coffeeshops in de omgeving zijn gesloten, waardoor X in 2015 een hogere omzet had dan in 2010. De rechtbank stelt de winstcorrectie vervolgens schattenderwijs vast op € 550.000. X heeft dan nog wel recht op een MKB-winstvrijstelling van € 66.000.
Hof Den Haag is het met de rechtbank eens dat de bewijslast moet worden omgekeerd. Het hof overweegt daarbij dat de adviseur van X reeds vele jaren beroepsmatig belastingaangiften verzorgt en het dus aannemelijk is dat hij op de hoogte is van de voorwaarden voor de toegepaste ondernemersfaciliteiten. Ten tijde van het indienen van de aangifte moet de adviseur dan ook hebben geweten dat X niet aan het urencriterium voldeed. Door toch aanspraak te maken op de zelfstandigenaftrek, moet de adviseur zich ervan bewust zijn geweest dat door deze inhoudelijke gebreken in de aangifte een relatief en aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Volgens het hof kan deze kennis aan X worden toegerekend. Ten aanzien van de opgelegde aanslag, volgt het hof de rechtbank ook. Daarbij overweegt het hof nog dat een significant hogere omzet is vastgesteld tijdens de waarnemingen ter plaatse vanaf december 2014, en dat sprake is van een explosieve stijging van de aangegeven omzet vanaf het moment dat bij X bekend werd dat de Belastingdienst (zicht)waarnemingen had ingesteld. Dit bevestigt de bevinding van het boekenonderzoek dat X voordien een groot deel van de omzet niet aangaf. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema Fiscale waardering van vorderingen en schulden
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25