Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heer X niet in het tegenbewijs slaagt dat de auto hem na de export niet - anders dan slechts eenmalig - ter beschikking stond. Vanwege het bewijsvermoeden wordt de verzuimboete wel sterk gematigd.

De heer X woont officieel in Nederland. Op 20 mei 2016 wordt geconstateerd dat hij met een auto met Duits kenteken gebruik van de weg maakt. De auto had eerst een Nederlands kenteken en is op 19 mei 2014 naar Duitsland geëxporteerd. In geschil is de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak van 19 mei 2014 tot en met 19 mei 2016, alsmede de 100% verzuimboete van € 2482. Volgens X had hij de auto eenmalig van een collega geleend.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heer X niet in het tegenbewijs slaagt dat de auto hem na de export niet - anders dan slechts eenmalig - ter beschikking stond (zie HR 5 april 2019, 18/02987, V-N 2019/19.16). Er zitten namelijk te veel tegenstrijdigheden in zijn verklaringen, terwijl hij in het naheffingstijdvak niet zelf over een eigen auto beschikte. De boete wordt verlaagd tot 50%, omdat de nageheven belasting is gebaseerd op een bewijsvermoeden over onder meer de duur van het houderschap in Nederland. Voorts wordt de boete nog met 5% gematigd wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Het beroep van X is deels gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 20 november

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen