Volgens Hof Den Haag mag de inspecteur uitgaan van een (verondersteld) jaarlijks rendement van 5% en zijn de aanslagen dus correct. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Erflaatster, A, beschikt sinds 1984 over een verzwegen rekening bij een bank in Zwitserland. In 2004 verdeelt A dit saldo over haar twee zonen (X). Eerder is door A geprocedeerd over de informatiebeschikkingen De uitkomst daarvan was dat geen omkering van de bewijslast mag plaatsvinden (zie V-N 2017/9.5). Na het overlijden van A zijn navorderingsaanslagen over de betreffende jaren aan haar zonen opgelegd. In geschil is thans of de inspecteur gebruik mag maken van bewijsvermoedens bij het terugrekenen van de bedragen die op de bankrekening van A hebben gestaan.

Volgens Rechtbank en Hof Den Haag mag de inspecteur uitgaan van een (verondersteld) jaarlijks rendement van 5% en zijn de aanslagen dus correct. De zonen stellen in cassatie dat gebruik van bewijsvermoedens alleen is toegestaan bij omkering van het bewijs. A-G IJzerman concludeert tot ongegrondverklaring van het cassatieberoep (V-N 2021/2.29)

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema Navordering

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 22 februari

48

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen