Z, de zoon van belanghebbende, X, koopt eind 1991 een woning. In 1992 gaat hij de woning met zijn vader, V, zijn broer, B, en X bewonen. Z trouwt in 1993 en verhuist in verband met zijn carrière naar het buitenland. X en V blijven in de woning wonen. X, V en Z hebben geen afspraken gemaakt over de duur van de bewoning. X en V hebben geen enkele vergoeding aan hun zoon betaald voor het gebruik van de woning. Z keert in 2008 terug naar Nederland en koopt een andere woning, waar hij met zijn vrouw gaat wonen. De inspecteur is van mening dat X in 1995 een schenking van € 67.650 van Z heeft ontvangen en legt een aanslag in het recht van schenking van € 23.778 op aan X. Rechtbank Noord-Holland vermindert de aanslag naar een belastbare verkrijging van € 6765.
Hof Amsterdam oordeelt dat er in 1995 geen sprake is van een schenking. Het hof overweegt daarbij dat Z het woongenot direct kon opeisen. Volgens het hof was z in 1995 dan ook niet verarmd. Verder merkt het hof op dat Z ook niet is verarmd met de huuropbrengsten die hij had kunnen bedingen. Volgens het hof kan Z namelijk niet verarmen met iets wat nooit tot zijn vermogen heeft behoord. Het hof vernietigt de aanslag schenkingsrecht.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 25 augustus