Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bezitseis voor elke objectieve onderneming of een gedeelte daarvan afzonderlijk moet worden toegepast. Voor de indirecte 100% en 50% belangen in de dochter-bv's moet dus apart aan de eis van vijf jaar bezit door de schenkers worden voldaan.
De heer X krijgt in 2014 een schenking van zijn ouders. De schenking bestaat uit alle aandelen in A bv. In geschil is of de bedrijfsopvolgingsfaciliteit voor het verschuldigde schenkingsrecht ook kan worden toegepast op de deelnemingen die A bv bezit. A bv heeft onder meer een 100% dochter (C bv) en heeft via een vof een 50%-belang in E bv. X bezit via deze vof al de andere helft in E bv. In het bijzonder is in geschil of de bezitseis van vijf jaar alleen van toepassing is op de onderneming van A bv zodat een binnen die bezitstermijn verworven indirect belang opgaat in de reeds bestaande onderneming (standpunt X) of dat de bezitseis ook van toepassing is op de indirecte aandelenbelangen in C bv en E bv (standpunt inspecteur).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bezitseis voor elke objectieve onderneming of een gedeelte daarvan afzonderlijk moet worden toegepast. Voor de indirecte belangen in C bv en E bv moet dus apart aan de eis van vijf jaar bezit worden voldaan. Dit is namelijk expliciet de bedoeling van de wetgever geweest en het blijkt ook uit de wettekst (art. 35d-1-c SW 1956). In casu is geen sprake van een fiscaal geruisloze doorschuiving, zodat X zich met het oog op het gelijkheidsbeginsel vergeefs beroept op de daartoe gedane toezeggingen in het Besluit 17 december 2009, nr. DB 2009-175, V-N 2010/5.8.2. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema De bedrijfopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 15 maart