De Hoge Raad oordeelt dat de holding meerdere objectieve ondernemingen exploiteert en dat de bezitseis moet worden toegepast op iedere afzonderlijke onderneming.
De heer X krijgt in januari 2014 een schenking van zijn ouders die bestaat uit alle aandelen in C Beheer bv. In geschil is of de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) kan worden toegepast op de deelnemingen die de holding bezit, het 100%-belang in E bv dat sinds november 2009 in bezit is en het 50%-belang in F bv dat sinds 2010 in bezit is. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant geldt de bezitseis van vijf jaar ook voor de indirecte belangen in E bv en F bv, zodat de BOR in zoverre niet van toepassing is. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de holding meerdere objectieve ondernemingen exploiteert en dat de bezitseis moet worden toegepast op iedere afzonderlijke onderneming. Dit strookt met doel en strekking van de BOR. X stelt vergeefs dat de periode dat de vader enig-aandeelhouder was van E bv - van 2007 tot de verkoop van de aandelen aan de holding in 2009 - meegeteld moet worden. Het kennelijke uitgangspunt van de rechtbank dat de koop door een holding van aandelen in een (klein)dochter niet gelijk is aan de gevallen die worden bestreken door art. 9 Uitvoeringsregeling SW 1956 is juist. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2