Belanghebbende, de heer X, importeert bedrijfsmatig gebruikte auto's ten behoeve van opdrachtgevers. X doet in mei 2011 BPM-aangifte ter zake van een Volkswagen Golf. De verschuldigde BPM is hierin berekend op € 500. De inspecteur legt een naheffingsaanslag aan X op van € 3.281. De kentekenhouder betaalt in totaal € 3.781 aan de Belastingdienst. In geschil is of de inspecteur het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk, aangezien een ander dan X de aanslag heeft voldaan. Het belang van X bij het bezwaar is daardoor komen te vervallen. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X gerechtigd was bezwaar te maken tegen de aanslag. Op X rust een rechtstreekse wettelijke verplichting tot het betalen van de BPM. Als deze verplichting niet wordt nagekomen, dan kan een naheffingsaanslag aan X worden opgelegd (HR 11 april 2003, nr. 36822, V-N 2003/22.5). Het doet er niet toe dat een ander de aanslag heeft betaald. De betaling van een aanslag is namelijk niet van belang voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar. Het beroep van X is gegrond. De zaak wordt terug gewezen naar de inspecteur. X claimt terecht een immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn in bezwaar. De inspecteur moet daarom € 500 aan X betalen.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 7
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 21 januari