Op 1 juli 2008 is de vader van belanghebbende X, overleden. X, haar moeder en haar zus zijn de enige erfgenamen. Aan X is met dagtekening 2 maart 2010 een aanslag successierecht 2008 opgelegd. De aanslag is gebaseerd op de door de moeder en de zus op 26 januari 2010 ingediende aangifte. X heeft deze aangifte niet ondertekend. De aanslag is verstuurd naar het adres van de moeder. De inspecteur heeft niet eerder dan op 17 maart 2010 een duplicaat van het aanslagbiljet aan X toegezonden. X heeft bij brief van 27 april 2010, door de inspecteur ontvangen op 29 april 2010, kenbaar gemaakt dat het saldo van de nalatenschap volgens haar op een onjuist bedrag is vastgesteld. De inspecteur merkt de brief als bezwaarschrift aan en verklaart het bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk. X komt in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van mening dat de brief van 27 april 2010 is op te vatten als een bezwaarschrift tegen de aanslag successierecht 2008. Er is niet sprake van een niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Dit leidt er, volgens de rechtbank, echter niet toe dat sprake is van een ontvankelijk bezwaar. X streeft met haar bezwaar de verhoging van het saldo van de nalatenschap en van haar erfdeel – en daarmee van haar belastbare verkrijging - na. Dat resultaat kan niet via deze procedure worden bereikt. Daarvoor moet X terecht bij de civiele rechter. Het bezwaar kan X niet in een betere positie brengen met betrekking tot de aanslag waartegen het bezwaar is gericht. Om die reden is het bezwaar niet-ontvankelijk. Het beroep is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 december