De Hoge Raad oordeelt dat als een belastingplichtige bezwaar maakt dat is gericht tegen een bedrag aan motorrijtuigenbelasting dat niet is betaald, dan is dat bezwaar zonder voorwerp en dus niet-ontvankelijk.
X is houder van een personenauto die op diesel rijdt. Deze is vóór 1 september 2009 geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister. X krijgt daarom ook een aparte rekening fijnstoftoeslag motorrijtuigenbelasting van € 33. X betaalt de reguliere MRB-rekening wel, maar die van de toeslag niet. In geschil is of haar bezwaar tegen de rekening fijnstoftoeslag door de inspecteur terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens Rechtbank Den Haag is het beroep van X kennelijk ongegrond en is het latere verzet hiertegen ongegrond. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat als een belastingplichtige bezwaar maakt dat is gericht tegen een bedrag dat niet is betaald, dan is dat bezwaar zonder voorwerp en dus niet-ontvankelijk. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat het door X gemaakte bezwaar niet zag op de betaalde reguliere belasting maar uitsluitend zag op de niet-betaalde fijnstoftoeslag. Het bezwaar is dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Was het bezwaar mede gericht tegen de belasting dat wél was betaald, dan was het bezwaar in zoverre wel ontvankelijk geweest, mits ook aan de overige ontvankelijkheidsvoorwaarden was voldaan. Dit is dus een uitzondering op de regel dat gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid van een bezwaar niet mogelijk is (vgl HR 22 juni 1988, 24.998, V-N 1988/2097,2, r.o. 3.5). Voor het overige is het beroep van X ook ongegrond (zie art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 23
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 27
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 14
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 12 september