Belanghebbende, X, is eigenaar van een woning in de gemeente Best. X bepleit voor het jaar 2015 een hogere WOZ-waarde dan is vastgesteld. De heffingsambtenaar stelt zich in beroep op het standpunt dat hij het bezwaar ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard. De wijzigingen van de Wet WOZ, die in werking zijn getreden per 1 oktober 2015, hebben volgens hem geen betekenis voor reeds aanhangige procedures als die van X.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt onder verwijzing naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank (Rb Oost-Brabant 17 maart 2016, nr. 15/573, V-N Vandaag 2016/651) dat bezwaar tegen een te lage WOZ-waarde ook mogelijk is voor ‘oude gevallen'. Voor het aannemen van procesbelang voor een eigenaar van een woning is in beginsel voldoende dat een andere (hogere) waarde van de woning wordt bepleit dan die welke de heffingsambtenaar in beroep voorstaat. Omdat de heffingsambtenaar in zijn uitspraak op bezwaar wel inhoudelijk op het bezwaar heeft beslist, beoordeelt de rechtbank of deze waarde de rechterlijke toets kan doorstaan. Dit is volgens de rechtbank niet het geval. X slaagt echter ook niet in de op hem rustende bewijslast. De rechtbank stelt de waarde schattenderwijs vast op een hogere waarde dan de heffingsambtenaar.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Wet waardering onroerende zaken 29
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 23 mei