Belanghebbende verricht werkzaamheden die tot 1 januari 2013 zijn vrijgesteld van btw op grond van de medische btw-vrijstelling. Ingevolge een besluit van de Staatssecretaris van Financiën vallen de diensten van belanghebbende vanaf 1 januari 2013 niet meer onder de medische btw-vrijstelling. Belanghebbende voldoet over het eerste kwartaal van 2013 BTW op aangifte. Op 22 april 2013 maakt belanghebbende bezwaar tegen de op aangifte voldane BTW. In dit bezwaarschrift verzoekt belanghebbende om het bezwaar ook van toepassing te verklaren op de komende aangiften omzetbelasting. Belanghebbende heeft over het eerste kwartaal 2013 tot en met het vierde kwartaal 2014 btw op aangifte voldaan. In 2017 verklaart de inspecteur de bezwaren tegen de voldoeningen op aangifte over het tweede kwartaal 2013 tot en met het vierde kwartaal 2014 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift van 22 april 2013 voor die tijdvakken prematuur was.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat de voldoeningen op aangifte over het tweede kwartaal 2013 tot en met het vierde kwartaal 2014 ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift van 22 april 2013 nog niet hadden plaatsgevonden. Belanghebbende maakt voorts niet aannemelijk dat de bij het e-mailbericht van 21 februari 2018 meegestuurde kopie bezwaarschriften tegen de voldoeningen op aangifte over de in geschil zijnde kwartalen, eerder bij de inspecteur zijn ingediend. Belanghebbende heeft wel recht op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:10