De ondernemingsactiviteiten van X BV bestaan onder meer uit handelsbemiddeling in brandstoffen, ertsen, metalen en chemische producten en handel in brandstoffen. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek door de Belgische politie naar de handel van designer fuel tussen Belgische leveranciers en Nederlandse afnemers, legt de inspecteur, met dagtekening 25 juli 2020, een BTW-naheffingsaanslag met boete op aan X BV. Daarbij corrigeert hij de door X BV in aftrek gebrachte voorbelasting. X BV maakt op 10 juli 2020 bezwaar tegen de boetebeschikking en op 21 september 2020 tegen de aanslag en rentebeschikking. De inspecteur verklaart het bezwaar tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding en vermindert de boete in verband met undue delay.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het bezwaar tegen de naheffingsaanslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het ingediende bezwaar van 10 juli 2020 ziet namelijk alleen op de boetebeschikking. Verder is niet aannemelijk dat X BV al tijdens het onderzoek bezwaar heeft gemaakt. De inspecteur twijfelde toen namelijk nog of hij een naheffingsaanslag ging opleggen aan X BV. De boetebeschikking wordt wel vernietigd. De inspecteur toont namelijk niet aan dat de bestuurder van X BV wist dat de Nederlandse leverancier als strobedrijf werd gebruikt om facturen op te maken, betalingen te ontvangen en door te sluizen met het doel om de feitelijke leveringen van designer fuel aan X BV te verhullen.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Omzetbelasting
Editie: 19 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag