X maakt bezwaar tegen een WOZ-beschikking 2010 van de gemeente Medemblik. In geschil is of de heffingsambtenaar het bezwaarschrift van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Hof Amsterdam oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij zijn bezwaarschrift tijdig heeft verzonden en/of tijdig heeft afgegeven bij de balie van het gemeentehuis. Het hof acht de verklaring van X dat hij jaarlijks bezwaar maakt weliswaar geloofwaardig, maar dit is onvoldoende om ook aannemelijk te achten dat het bezwaarschrift voor het onderhavige jaar tijdig is verzonden dan wel afgegeven. Ook met zijn verwijzing naar de schriftelijke ontvangstbevestiging door de gemeente van 2 augustus 2011 levert hij niet het van hem verlangde bewijs. Dat in de onderwerpregel van deze ontvangstbevestiging "uw brief van 23 maart 2010" staat vermeld, levert geen bewijs op van de stelling dat het 23 maart 2010 gedagtekende bezwaarschrift op of rond 23 maart 2010 is verzonden c.q. afgegeven en ontvangen. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de beslissing van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7 en 6:9