Aan X worden in 2012 en 2016 enkele percelen geleverd. Enkele van deze percelen worden verkaveld. In 2018 verkoopt X een aantal percelen. De inspecteur is van mening dat X bij de verkoop van de percelen als BTW-ondernemer heeft gehandeld en legt een BTW-naheffingsaanslag van € 26.753 op aan hem. X is het daar niet mee eens en stelt dat geen sprake is van bouwterreinen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X met betrekking tot de levering van de percelen als BTW-ondernemer moet worden aangemerkt. X heeft namelijk actief stappen ondernomen om te bewerkstelligen dat woningbouw mogelijk wordt. Hierdoor is verkoop als hoger gewaardeerde (bouw)grond mogelijk. Gezien de door hem verrichte werkzaamheden heeft X werkzaamheden verricht die ook door een handelaar worden verricht. Vervolgens stelt de rechtbank ten aanzien van twee percelen vast dat zij niet kwalificeren als bouwterrein. De levering van deze percelen is vrijgesteld van BTW. Voor één perceel geldt dat het bouwgrond betreft en ook twee weilanden waren op het moment van levering onbebouwd. Omdat enkele percelen niet kwalificeren als bouwterrein, verlaagt de rechtbank de naheffingsaanslag naar € 16.297.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 10 april