Belanghebbende, X bv, behoort tot de Y-groep. De Y-groep heeft een rekening courant faciliteit van € 50 mln bij de bank. In verband met de waardedaling van de onroerendgoedportefeuille van de Y-groep, wil de bank het krediet aanpassen. De bank heeft ook een krediet verstrekt aan E bv. Door het faillissement van E bv dreigt de bank een verlies te gaan leiden. De Y-groep komt vervolgens met de bank overeen dat zij de onroerende zaken (een gebouw en twee percelen bouwgrond) van E bv zal gaan kopen voor € 9 mln, en dat de bank een krediet met aantrekkelijke voorwaarden aan de Y-groep zal gaan verstrekken. In het kader van deze overeenkomst worden de onroerende zaken op 13 december 2012 aan X bv geleverd. X bv maakt bezwaar tegen de door haar op aangifte voldane overdrachtsbelasting. Volgens X bv is er namelijk sprake van twee prestaties: de levering van onroerende zaken en het verkrijgen van een gunstig financieringsarrangement. Aan deze laatste prestatie kent X bv een waarde van ruim € 4,3 mln toe.
Hof Amsterdam oordeelt dat de tegenprestatie voor de verkrijging van het gebouw door X bv € 8,9 mln bedraagt. Het hof overweegt daarbij dat in de koopovereenkomst en de akte van levering een bedrag van € 9 mln is vermeld als koopprijs voor de onroerende zaken. Verder merkt het hof nog op dat niet is gebleken dat de bedoeling van partijen op iets anders is gericht dan op de rechten en verplichtingen die zij in de koopovereenkomst en de akte van levering over en weer hebben verkregen en zijn aangegaan. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 6 augustus