Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank miskent dat bij de belastingrente niet de compensatiegedachte centraal staat, maar de verzuimgedachte. Er is sprake van een aanslagverzuim en de belastingrente is dus ten onrechte gematigd.
Aan X is conform zijn aangifte een voorlopige IB-aanslag over 2015 opgelegd van (negatief) € 81.970. In februari 2017 is de teruggaaf aan hem uitbetaald. Uiteindelijk volgt in oktober 2018 een definitieve IB-aanslag met een te betalen bedrag van € 145.948. In geschil is of hierbij terecht € 12.214 belastingrente in rekening is gebracht. Volgens Rechtbank Noord-Holland is de belastingrente het gevolg van de onjuiste aangifte. Het is echter niet redelijk dat die ook wordt berekend over de loonheffing waarover de Belastingdienst al de beschikking had. De belastingrente wordt daarom gematigd tot € 9964. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank miskent dat bij de belastingrente niet de compensatiegedachte centraal staat, maar de verzuimgedachte (zie V-N 2018/40.20). Er is sprake van een aanslagverzuim en de belastingrente is dus ten onrechte gematigd. Het begunstigende beleid waarop X zich beroept, is in elk geval op 8 december 2017 ingetrokken, gelet op de publicatie op die datum van het betreffende besluit. De belastingrente van 4% is voorts geen buitensporige last voor X. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen fc
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30hb
Algemene wet inzake rijksbelastingen 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 17 september