De heer X heeft ooit - meer dan tien jaar voorafgaande aan 2014 - een lijfrente afgesloten ter compensatie van een pensioentekort. In 2014 koopt X deze lijfrente af voor € 29.820. Op de afkoopsom is € 15.507 loonheffing ingehouden. In geschil is of daarnaast terecht 20% revisierente van € 5.964 is berekend. Volgens X is de revisierente gelet op het daadwerkelijk behaalde rendement veel te hoog. Voorts komt hij ten onrechte niet in aanmerking voor de tegenbewijsregeling (art. 3.133 lid 3 Wet IB 2001). Deze is namelijk alleen van toepassing als de aanspraak minder dan tien jaren geleden is bedongen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat revisierente in rekening wordt gebracht om een timing-voordeel teniet te doen en dus geheel los staat van het daadwerkelijk behaalde rendement. De revisierente is namelijk een rentevergoeding voor het feit dat de belasting over de premies én het behaalde rendement pas op een (veel) later tijdstip is verschuldigd dan als de lijfrente geen gefacilieerd spaarproduct zou zijn geweest. De mogelijkheid van tegenbewijs is uit doelmatigheidsredenen gekoppeld aan een termijn van tien jaar. X stelt vergeefs dat deze termijn willekeurig is en dat geen rekening is gehouden met zijn (beperkte) draagkracht. De revisierente is ook niet in strijd met art. 1 van het Eerste Protocol van het EVRM. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.133
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 26 september