In opdracht van X wordt een schoolgebouw gerealiseerd. De school, waarvan de stichtingskosten bijna € 28 mln bedragen, wordt in 2012 opgeleverd. X levert de school in augustus 2012 voor bijna € 2 mln aan stichting A. X brengt de btw die aan haar in rekening is gebracht in verband met de bouw van de school (ruim € 4,4 mln) in aftrek. De inspecteur verleent de gevraagde teruggaaf niet. Tevens legt hij een naheffingsaanslag op aan X.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X de school niet heeft aangewend voor een economische activiteit, en derhalve geen recht heeft op aftrek van de btw. Volgens de rechtbank is er namelijk slechts sprake van de doorberekening aan A van kosten voor het op haar verzoek laten aanbrengen van extra voorzieningen aan het schoolgebouw. De rechtbank wijst er hierbij op dat de door A betaalde koopprijs is bepaald op het bedrag van de kosten van extra voorzieningen in het schoolgebouw en dat het daarbij gaat om kosten die op grond van de Wet op het voorgezet onderwijs niet voor rekening van X behoefden te komen.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 22 december