Rechtbank Noord-Nederland oordeelt over de aftrek van hypotheekrente na echtscheiding. X blijft in de woning wonen en betaalt alle hypotheekrente maar mag maar de helft ervan aftrekken.

Mevrouw X scheidt in 2018 van Y. In de echtscheidingsbeschikking is opgenomen dat X tot de datum van levering in de echtelijke woning mag blijven wonen onder voorwaarde dat zij de hypotheekrente voor haar rekening neemt. Aldus geschiedt. In 2018 betaalt X de volledige hypotheekrente van € 9129. In de IB-aangifte neemt X helft van het bedrag op als betaalde alimentatie. Als de inspecteur de aftrek weigert gaat X in beroep. X stelt dat sprake is van een alimentatieverplichting omdat de rechter haar heeft opgedragen de hypotheekrente te betalen.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt anders. Uit de echtscheidingsbeschikking volgt dat de door X betaalde hypotheekrente, voor zover deze betrekking heeft op het aan Y toerekenbare deel van de woning, een vergoeding vormt voor het gebruik van de mede aan Y toebehorende woning. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat de rentevergoeding is bedoeld om Y te voorzien in zijn levensonderhoud want na verkoop van de woning houdt de rentevergoeding op. De rechtbank verwerpt ook de stelling van X dat zij 100% van de hypotheekrente heeft betaald en deze daarom ook voor 100% mag aftrekken als eigenwoningschuld. De rechter stelt eerst vast dat de woning voor haar voor 50% is aan te merken als eigen woning en stelt daarna vast dat 50% van de hypothecaire schuld voor haar kwalificeert als eigenwoningschuld. De andere 50% kwalificeert niet als eigenwoningschuld waardoor de daarmee corresponderende hypotheekrente niet bij X aftrekbaar is.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.119a

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Wet inkomstenbelasting 2001 6.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 18 augustus

122

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen