Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat bij het bepalen van de waarde van de woning voor de erfbelasting de onherroepelijk vaststaande WOZ-waarde bepalend is, ondanks de veel lagere verkoopopbrengst van de woning.

Belanghebbende, X, is het niet eens met de aanslag erfbelasting die de inspecteur haar heeft opgelegd. Zij vindt het niet terecht dat de woning die zij en haar zus van hun moeder geërfd hebben,voor de erfbelasting in aanmerking wordt genomen voor de WOZ-waarde, ondanks de veel lagere verkoopopbrengst van de woning.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat bij het bepalen van de waarde van de woning voor de erfbelasting de onherroepelijk vaststaande WOZ-waarde bepalend is, ondanks de veel lagere verkoopopbrengst van de woning. Dit volgt uit art. 21 lid 5 SW 1956. X stelt tevergeefs dat het niet redelijk is dat niet uitgegaan wordt van de verkoopwaarde van de woning. Het staat de rechtbank immers niet vrij om wetgeving in formele zin te toetsen op haar grondwettigheid of innerlijke waarde of billijkheid (art. 120 Grondwet respectievelijk art. 11 Wet algemene bepalingen). Nu de inspecteur de woning in aanmerking heeft genomen voor een bedrag dat lager is dan de WOZ-waarde acht de rechtbank de door de inspecteur vastgestelde waarde niet te hoog. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 23 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen