X biedt via een platform erotisch getinte diensten aan, verzorgt de marketing daarvan en maakt deze mogelijk met behulp van computertechnologie. ‘Agents’ kunnen met behulp van een webcam en telefoon vanuit huis erotisch getinte video- en telefoondiensten aanbieden via een website van X. Volgens een door de inspecteur aan X afgegeven beschikking zijn de agents van X verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen. In geschil is of de agents sekswerkers zijn in de zin van art. 5a van het Rariteitenbesluit, dat arbeidsverhoudingen die geen civielrechtelijke dienstbetrekking zijn, desondanks aanwijst als fictieve dienstbetrekking. Hof Amsterdam oordeelt dat de agents niet verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. De arbeidsverhouding van de agents tot X wordt op grond van art. 5a Rariteitenbesluit, niet als (fictieve) dienstbetrekking aangemerkt. De staatssecretaris gaat in cassatie en stelt onder andere dat wel degelijk sprake is van een fictieve dienstbetrekking en dat het hof ten onrechte een eigen toets heeft aangelegd bij de vraag of de arbeidsverhouding naar maatschappelijke opvattingen gelijk kan worden gesteld met een dienstbetrekking.
Advocaat-Generaal Wattel concludeert dat het hof terecht is nagegaan of de arbeidsverhouding tussen de agents en X maatschappelijk gelijk kan worden gesteld met een dienstbetrekking. De maatschappelijke vergelijkbaarheidstoets is geen eigen rechterlijke toets, maar een toets die de Tweede Kamer expliciet heeft aangelegd, juist om de bevoegdheid van de regering tot het naar eigen inzicht aanwijzen van fictieve dienstbetrekkingen te beperken. Verder is de A-G het eens met het hof dat de arbeidsverhouding van de agents maatschappelijk te weinig op een dienstbetrekking lijkt om daarmee gelijkgesteld te worden. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering 5
Wet financiering sociale verzekeringen 59
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting, Sociale zekerheid algemeen
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 29 maart