De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep niet-ontvankelijk omdat X bv niet binnen de termijn het griffierecht volledig heeft betaald. De griffier is niet verplicht om bij gedeeltelijke betaling van het griffierecht een nieuwe termijn te stellen voor betaling van het resterende bedrag.
X bv stelt beroep in cassatie in tegen een uitspraak van de verzetsrechter van Rechtbank Overijssel.
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep niet-ontvankelijk omdat X bv niet binnen de termijn het griffierecht volledig heeft betaald, zonder daarvoor een goede reden te geven. De griffier is niet verplicht om bij gedeeltelijke betaling van het griffierecht een nieuwe termijn te stellen voor betaling van het resterende bedrag. De Hoge Raad merkt op dat met de ‘indiener’ van een beroepschrift bedoeld wordt degene die voor zichzelf beroep instelt of namens wie beroep is ingesteld (HR 17 december 2010, 09/04183, V-N 2010/65.8). Voor zover de namens X bv aangevoerde stellingen berusten op het standpunt dat de gemachtigde die namens belanghebbende het beroep heeft ingesteld, dan wel diens vennootschap, het griffierecht is verschuldigd, geven zij blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad verwerpt ook de stelling van X bv dat het griffierecht in deze zaak moet worden gematigd omdat de gemachtigde gelijktijdig ook namens andere belastingplichtigen cassatie heeft ingesteld tegen op eenzelfde datum gedane uitspraken van de rechtbank, die allen betrekking hebben op WOZ-beschikkingen 2019. Die omstandigheid brengt niet mee dat deze uitspraken moeten worden aangemerkt als één uitspraak als bedoeld in art. 8:41 Awb.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:41
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 14 juni