Het HvJ EU oordeelt dat de terugzending van een goed naar de belastingplichtige in de lidstaat van oorsprong, een noodzakelijke voorwaarde is voor de toepassing van art. 17 lid 2 onderdeel f EG-richtlijn 2006/112. In casu zijn de goederen niet teruggestuurd naar Frankrijk, zodat er sprake is van een ICL.

Het Franse Dresser-Rand SA (DR France) produceert industriële aardgascompressoren. DR France sluit een overeenkomst met een Spaanse vennootschap voor de levering van samengestelde goederen. Voor de uitvoering van deze overeenkomst gebruikt zij compressoren die door Dresser-Rand Italia Srl (DR Italia) uit de Chinese vestigingen van DR France zijn geïmporteerd. Om de Chinese compressoren te kunnen gebruiken zijn bepaalde onderdelen nodig. DR France brengt deze onderdelen vanuit Frankrijk binnen in Italië. DR France sluit vervolgens een overeenkomst met FB ITMI SpA (FBI), een in Italië gevestigde toeleverancier. De overeenkomst betreft de levering van verdere onderdelen die nodig zijn om de betrokken goederen bij de Spaanse eindafnemer te installeren en bedrijfsklaar te maken. FBI stuurt vervolgens de factuur met betrekking tot de assemblage en de levering van de goederen naar DR Italia. DR Italia factureert op haar beurt aan de Spaanse eindafnemer. DR Italia is van mening dat zij de door FBI verstrekte goederen en diensten kon verwerven zonder betaling van btw, omdat de overbrenging van compressoren van Frankrijk naar Italië een met een intracommunautaire verwerving gelijkgestelde handeling is. De Italiaanse Belastingdienst is echter van mening dat art. 17 lid 2 onderdeel f EG-richtlijn 2006/112 van toepassing is, omdat er sprake is van een dienstverrichting en niet van de levering van een nieuw goed. De Italiaanse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.

Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat de terugzending van een goed naar de belastingplichtige in de lidstaat waarvandaan het oorspronkelijk was verzonden of vervoerd, een noodzakelijke voorwaarde is voor de toepassing van art. 17 lid 2 onderdeel f EG-richtlijn 2006/112. Het HvJ EU merkt daarbij op dat er geen sprake is van een ICL als de goederen, na de verzending, alleen maar worden bewerkt en vervolgens weer worden teruggezonden naar de lidstaat van oorsprong. Het HvJ EU stelt vervolgens vast dat de goederen niet opnieuw naar de lidstaat van oorsprong zijn verzonden, zodat art. 17 lid 2 onderdeel f EG-richtlijn 2006/112 niet van toepassing is. Volgens het HvJ EU kwalificeert de overbrenging van een goed naar een andere lidstaat niet als een ICL wanneer de overbrenging van de goederen naar een andere lidstaat niet geschiedt met het oog op het eindverbruik van dat goed in die lidstaat.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 7 maart

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen