G bv houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. X bv verkoopt in 2007 haar onroerende zaken aan H, de dga van G bv. Op 24 augustus 2007 koopt X bv onroerende zaken van N bv en O bv. G bv verkoopt op 27 augustus 2007 de aandelen X bv aan S bv. Vervolgens worden de aandelen X bv op 28 augustus 2007 om 14.17 uur aan S bv geleverd, en een paar minuten later worden de onroerende zaken aan N bv en O bv geleverd. X bv heeft bij het opzetten van de constructie gebruik gemaakt van de diensten van K bv. K bv is een bemiddelaar die zich richt op belastingbesparing aan de hand van een ‘stappenplan'. X bv boekt de boekwinst vervolgens af op de aanschaffingskosten. De inspecteur acht dit niet mogelijk en corrigeert de aangifte op dit punt.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 16 juni 2015, 13/01109, V-N Vandaag 2015/1374) oordeelt dat er, onder andere door het inschakelen van K bv, sprake is van fraus legis. Volgens het hof duidt de gang van zaken er namelijk onmiskenbaar op dat de rechtshandelingen hebben plaatsgevonden met de doorslaggevende beweegreden om te voorkomen dat de HIR wordt toegevoegd aan de winst van X bv. De inspecteur heeft de aangifte dan ook terecht gecorrigeerd. Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 12a
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54