Advocaat-generaal Wahl concludeert dat Duitsland niet in strijd met het EU-recht handelt bij de invoering van een infrastructuurheffing op alle gebruikers van het autosnelwegennet en de vrijstelling van de mrb.

De Europese Commissie leidt in 2015 een niet-nakomingsprocedure in tegen Duitsland in verband met de invoering van een infrastructuurheffing op alle gebruikers van het autosnelwegennet en de vrijstelling van de mrb. Deze vrijstelling betreft de mrb die houders van in Duitsland geregistreerde voertuigen verschuldigd zijn en bedraagt minimaal het bedrag van de door deze houders verschuldigde infrastructuurheffing. Nadat Duitsland enige aanpassingen in de wetgeving doorvoert, beëindigt de EC de niet-nakomingsprocedure. Vervolgens legt Oostenrijk de zaak voor aan de EC. Volgens Oostenrijk schendt Duitsland namelijk het EU-recht door de infrastructuurheffing in samenhang met de belastingvrijstelling in te voeren.

In zijn conclusie wijst Advocaat-Generaal Wahl er op dat deze zaak een van de zeer zeldzame zaken is waarin een lidstaat op grond van art. 259 VWEU een niet-nakomingsprocedure tegen een andere lidstaat inleidt. Volgens de A-G moet het beroep van de Oostenrijkse regering worden verworpen, omdat er geen sprake is van discriminatie. De A-G wijst er daarbij op dat er helemaal geen sprake is van een ongunstige behandeling. Het bedrag van de infrastructuurheffing is namelijk zonder onderscheid van toepassing op elke bestuurder, en bestuurders van buitenlandse voertuigen hebben drie opties met betrekking tot de duur van het aan te schaffen vignet, in tegenstelling tot houders van binnenlandse voertuigen. Verder merkt de A-G op dat er zonder belasting überhaupt geen sprake kan zijn van een belastingvrijstelling, en dat bestuurders van buitenlandse voertuigen per definitie niet onderworpen zijn aan de mrb in Duitsland.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 18

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)

Editie: 8 februari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen