Belanghebbende (X) koopt de woning van zijn moeder (A) voor € 258.100. Hierbij wordt een recht van gebruik en bewoning ten behoeve van A overeengekomen. Voorafgaand aan de verkrijging heeft belanghebbende nog enkele verbeteringen aan de onroerende zaak ter waarde van € 24.265 aangebracht. De inspecteur legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op. Hij gaat daarbij uit van een waarde van € 410.800. In geschil is in hoeverre bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer van het verkregene rekening moet worden gehouden met de waardedruk van het recht van gebruik en bewoning en hoe rekening moet worden gehouden met de aangebrachte verbeteringen.
Hof Arnhem oordeelt dat er geen sprake is van een exclusief recht van gebruik en bewoning. Het hof wijst er op dat belanghebbende namelijk ook gebruik mag maken van de woning. Volgens het hof heeft de inspecteur dan ook terecht rekening gehouden met de helft van de waarde van de rechten van alleengebruik en –bewoning. Ten aanzien van de vrijstelling in verband met de aangebrachte verbeteringen stelt het hof vast dat de vrijstelling slechts geldt voor zover door de verbeteringen de waarde van het verkregene ten tijde van de verkrijging is toegenomen en dat het bedrag van de kosten van de verbetering niet relevant is. Vervolgens geeft het hof aan dat het bedrag van de verbeteringen in aftrek komt op de waarde van de woning en dat daarna de waarde van het recht van gebruik en bewoning in mindering moet worden gebracht. Het hof merkt hierbij nog wel op dat de waarde van het recht van gebruik en bewoning moet worden berekend over de waarde van de woning, zonder rekening te houden met de vrijstelling voor de verbeteringen. Het hof vermindert de naheffingsaanslag.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof Arnhem
Editie: 15 juni