Rechtbank Den Haag oordeelt dat X er niet in slaagt om aannemelijk te maken dat haar activiteiten als beeldend kunstenares een bron van inkomen vormen. Zij maakt niet aannemelijk dat ter zake van de activiteiten in 2019 sprake is van een objectieve voordeelsverwachting.

X verricht sinds 1999 activiteiten als beeldend kunstenares. Zij geeft de resultaten uit deze activiteiten aan als winst uit onderneming. De inspecteur wijkt af van de IB-aangifte 2019. Volgens hem vormen de activiteiten van X geen bron van inkomen. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X er niet in slaagt om aannemelijk te maken dat haar activiteiten als beeldend kunstenares een bron van inkomen vormen. Zij maakt niet aannemelijk dat ter zake van de activiteiten in 2019 sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Daarbij is van belang dat X in de jaren 2008 - 2020 louter negatieve resultaten behaalt, 2018 uitgezonderd in verband met de boekwinst bij de verkoop van een bedrijfspand. X maakt geen feiten en omstandigheden aannemelijk die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat met de activiteiten in 2019 niettemin objectief gezien redelijkerwijs voordeel kan worden verwacht. De niet nader met stukken onderbouwde stellingen dat X meerdere opdrachtgevers heeft, werkruimte buitenshuis heeft, kunstwerken op voorraad heeft ten behoeve van verkoop en inspanningen verricht om kunstwerken te verkopen, zijn hiertoe onvoldoende. 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.2

Wet inkomstenbelasting 2001 2.3

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 28 december

Informatiesoort: VN Vandaag

312

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen