Belanghebbende, X bv, houdt zich bezig met beleggingen, aan- en verkoop, advies, verhuur en bemiddeling in onroerende zaken. In 2008 koopt X bv een bedrijfspand met bovenwoning en verdere opstallen. In 2013 sluit X bv een overeenkomst met stichting A voor de levering van veertien nieuwbouwappartementen, waarbij de in 2008 gekochte onroerende zaak zal worden ontwikkeld. In juni 2013 factureert X bv een deel van de koopsom aan A. De daarbij in rekening gebrachte BTW wordt echter niet afgedragen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een BTW-naheffingsaanslag met boete op. X bv is het daar niet mee eens en stelt dat eerst de economische eigendom van de oude onroerende zaak aan A is geleverd en dat daarbij overdrachtsbelasting is verschuldigd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat sprake is van een met BTW belaste levering. De rechtbank wijst erop dat zowel uit de koopovereenkomst als uit de notariële leveringsakte blijkt dat partijen afspraken hebben gemaakt met betrekking tot de koop van veertien nieuwbouwappartementen, inclusief de grond. Dit sluit ook aan bij de bedoelingen van partijen aangezien dit expliciet zo is opgenomen in de verkoopovereenkomst en in de leveringsakte. Er zijn geen aanknopingspunten te vinden voor de stelling dat sprake zou zijn van meerdere prestaties. Verder merkt de rechtbank nog op dat, zelfs indien sprake zou zijn geweest van een prestatie zoals X bv voorstaat, dat niet afdoet aan de verschuldigdheid van BTW ex art. 37 Wet OB door het uitreiken van de factuur met BTW. De opgelegde boete wordt nog met 15% verminderd in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 37
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 28 juli