Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het beschikbaar stellen van apparatuur voor het laden van elektrische voertuigen door P. w W. een ‘levering van goederen’ vormt. De prestatie moet dan bestaan uit het beschikbaar stellen van de laadapparatuur en het leveren van elektriciteit voor de accu.

P. w W. vraagt een fiscale ruling aan bij de Poolse Belastingdienst in verband met haar activiteiten met betrekking tot het laden van elektrische voertuigen. In dat kader is P. w W. van plan om laadapparatuur beschikbaar te stellen en elektriciteit voor de accu te leveren. Daarnaast wordt dan ook technische bijstand verleend en is het de bedoeling om een informaticatoepassing te creëren. P. w W. meent dat deze activiteit voor de BTW-heffing als een ‘dienst’ moet worden beschouwd. Volgens de fiscus is de levering van de elektriciteit de hoofdprestatie en moeten de overige diensten worden aangemerkt als nevendiensten. De Poolse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het laden van elektrische voertuigen door P. w W. een ‘levering van goederen’ vormt in de zin van art. 14 lid 1 Btw-richtlijn 2006/112. De prestatie moet dan bestaan uit het beschikbaar stellen van de laadapparatuur en het leveren van elektriciteit voor de accu. Daarnaast moet ook de noodzakelijke technische ondersteuning aan de betrokken gebruikers worden verleend en een applicatie beschikbaar worden gesteld.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 24 april

38

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen