Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de toenames van de r.c.-schuld vanaf 2014 alsnog mag belasten. De stelling dat bij het niet nakomen van de VSO pas vanaf 2018 uitdelingen in aanmerking mogen worden genomen, is niet juist. Dat geldt namelijk alleen als er onvoldoende zekerheden zijn gesteld.

A houdt de aandelen in K bv. Daarnaast houdt hij, samen met zijn partner, B, de aandelen in Q bv. K bv verstrekt een lening van € 400.000 aan A. B overlijdt in 2015. In de IB-aangifte 2015 wordt geen melding gemaakt van de fictieve vervreemding van de aandelen in Q bv. Naar aanleiding van een boekenonderzoek treden A, de erven B (belanghebbenden, X), K bv en de inspecteur in overleg en wordt een VSO opgesteld. Omdat de afspraken uit de VSO niet worden nagekomen, corrigeert de inspecteur de IB-aangifte 2015 van B. Daarbij wordt onder andere de verstrekte lening van € 400.000 als een uitdeling aangemerkt.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de toenames van de r.c.-schuld vanaf 2014 alsnog mag belasten. De stelling dat bij het niet nakomen van de VSO pas vanaf 2018 uitdelingen in aanmerking mogen worden genomen, is niet juist. Dat geldt namelijk alleen als er onvoldoende zekerheden zijn gesteld. In dit geval is er echter (ook) niet voldaan aan de aflossingsverplichting. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de toenamen van de r.c.-schuld kunnen worden aangemerkt als winstuitdelingen voor de jaren 2014 - 2018 aan A. Dat de lening in 2019 is afgelost, is niet van belang. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 12 januari

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen