Belanghebbende, X bv, is gevoegd in een fe met F bv. X bv houdt tot 20 juni 2008 ook alle aandelen in G bv. Vanaf 20 juni 2008 houdt de commercieel directeur van G bv 25% van de aandelen in G bv. F bv verhuurt voor circa € 165.000 per jaar een pand aan G bv. In verband met de opgelopen huurachterstand gaan F bv en G bv eind 2008 een overeenkomst van geldlening van € 600.000 met elkaar aan. In 2010 waardeert X bv de lening met € 150.000 af. De inspecteur accepteert de afwaardering niet.
Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat er, beoordeeld naar de situatie per 29 december 2008, sprake is van een onzakelijke lening. Volgens het hof is hierbij niet van belang dat de geldlening een uitvloeisel is van achterstallige huurbetalingen van G bv. X bv maakt volgens het hof namelijk niet aannemelijk dat de voorwaarden die bij het aangaan van de lening zijn overeengekomen, al eerder zouden zijn overeengekomen ter zake van de huurvorderingen. Verder wijst het hof er op dat F bv bij het verstrekken van de geldlening een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Het hof overweegt daarbij onder andere dat in de geldleningsovereenkomst geen enkele zekerheid voor de terugbetaling van het geleende bedrag is opgenomen, dat geen aflossing is bedongen en dat nimmer aflossingen zijn verricht, ook niet bij het einde van de looptijd van de geldlening. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 7 augustus