X voert in haar IB-aangifte 2013 een persoonsgebonden aftrek op van € 14.397. De inspecteur corrigeert deze post met € 7610. X is het hier niet mee eens. In geschil is uiteindelijk de aftrek voor extra kleding en beddengoed. X is van mening dat zij recht heeft op de aftrek van € 775, de inspecteur staat slechts aftrek toe van € 310. Daarbij is onder andere van belang dat de inspecteur geen rekening houdt met de kosten van niet-orthopedisch schoeisel. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de aangifte ten aanzien van de persoonsgebonden aftrek terecht heeft gecorrigeerd en terecht geen rekening heeft gehouden met de kosten van niet-orthopedisch schoeisel. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat er geen reden is om niet-orthopedisch schoeisel buiten het begrip ‘kleding’ als bedoeld in art. 6.17 lid 1onderdeel g Wet IB 2001 te houden. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van het forfaitaire bedrag van € 775 in verband met de uitgaven voor extra kleding en beddengoed. Het door haar opgestelde overzicht van uitgaven voor kleding en beddengoed is te globaal van opzet. Uit het overzicht volgt niet dat sprake is van hogere uitgaven voor kleding en beddengoed en daarmee samenhangende uitgaven dan een persoon zou hebben gehad die niet ziek of invalide is, maar overigens wat financiële en gezinsomstandigheden betreft in een gelijke positie verkeert als X. Verder acht het hof van belang dat de door X aangeleverde gegevens te weinig specifiek zijn. Uit deze gegevens blijkt onvoldoende waarop de uitgaven precies zien. Ook is niet alles voldoende leesbaar. Met betrekking tot de uitgaven voor schoenen geldt dat niet is gebleken dat X, zoals door haar gesteld, 20 paar schoenen heeft aangeschaft. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 38
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 10 mei