Belanghebbende, vereniging X, heeft als doel het behartigen van de belangen van de bedrijfstak (metaalbranche) en van de zakelijke belangen van haar leden afzonderlijk. Via stichting A houdt X de aandelen in Z bv. X organiseert jaarlijks een aantal voorlichtingsbijeenkomsten voor haar leden. Op een aantal van die bijeenkomsten krijgt Z bv de gelegenheid om informatie over verzekeringsaangelegenheden en over haar producten en diensten aan de leden van X te verstrekken. De bijeenkomsten worden gehouden in horecagelegenheden. De kosten van de bijeenkomsten zijn aan X gefactureerd met btw. X en Z bv zijn overeengekomen dat X 75% van de cateringkosten aan Z bv zal factureren, met een maximum van € 80.000. X brengt de btw over de cateringkosten niet in aftrek. Over de bedragen die X aan Z bv factureert, brengt X geen btw in rekening. Volgens X is er namelijk sprake van kosten voor gemene rekening.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat er geen sprake is van kosten voor gemene rekening. Volgens de rechtbank blijkt namelijk nergens uit dat de doorberekening van 75% van de cateringkosten door X aan Z bv een weerspiegeling is van ieders aandeel in de kosten die worden gemaakt voor het organiseren van de bijeenkomsten. De rechtbank wijst er hierbij op dat het niet strookt met het uitgangspunt van kosten voor gemene rekening dat de aan Z bv door te belasten kosten zijn gemaximeerd. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 6 augustus