X bv exploiteert een advocatenpraktijk. Zij dient in 2015 haar VPB-aangifte 2013 in. In de aangifte is een buitengewone last opgenomen van € 600.000. Deze buitengewone last ziet op een schadevergoeding in verband met het niet stuiten van de verjaringstermijn in een civiele procedure die X bv heeft gevoerd. In geschil is of X bv de voorziening van € 600.000 mag vormen ten laste van haar winst.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv geen voorziening kan vormen in verband met de schadevergoeding die eventueel voort kan vloeien uit een verloren civiele procedure. Volgens de rechtbank bestaat er per balansdatum namelijk geen redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven in verband met een door X bv te betalen schadevergoeding zich zullen voordoen. De rechtbank overweegt daarbij dat X bv niet aansprakelijk is gesteld en dat het niet aannemelijk is dat zij uit eigen beweging tot vergoeding van schade zal overgaan. Verder wijst de rechtbank er op dat na balansdatum is vast komen te staan dat er op de balansdatum geen schade bestond tot vergoeding waarvan X bv aangesproken had kunnen worden. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 2 oktober