Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv geen voorziening kan treffen in verband met de terugbetalingsverplichting van de managementvergoeding. Uit het vonnis in de civielrechtelijke procedure blijkt namelijk niet dat X bv de managementvergoeding moet terugbetalen.
A houdt via belanghebbende, X bv, aandelen in bv 1. In 2014 sluit bv 1 een overeenkomst met bv 3 voor de exclusieve wederverkoop van haar producten. Bv 3 betaalt hiervoor een bedrag aan bv 1. In juli 2014 betaalt bv 1 een managementvergoeding van € 65.000 aan X bv. Naar aanleiding van een civielrechtelijke procedure moet bv 1 het van bv 3 ontvangen bedrag aan bv 3 terug betalen. In haar VPB-aangifte 2014 voert X bv vervolgens een voorziening van € 28.719 op in verband met de terugbetalingsverplichting van de managementvergoeding.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv geen voorziening kan treffen in verband met de terugbetalingsverplichting van de managementvergoeding. Uit het vonnis in de civielrechtelijke procedure blijkt namelijk niet dat X bv de managementvergoeding moet terugbetalen. Op basis van dit vonnis moet alleen bv 1 een bedrag terug betalen aan bv 3. Verder maakt X bv niet aannemelijk dat uit de managementovereenkomst dan wel uit mondelinge afspraken volgt dat er een terugbetalingsverplichting is.
Lees ook het thema Fiscale waardering van vorderingen en schulden
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 7 november