Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de verzoeken om teruggaaf dividendbelasting van de buitenlandse fondsen terecht heeft afgewezen. Dit geldt zowel voor de jaren waarin de teruggaafregeling relevant is als de jaren waarin de afdrachtverminderingsregeling van toepassing is.
Gemachtigde Y dient namens diverse buitenlandse fondsen verzoeken in om teruggaaf van dividendbelasting. Dit geldt zowel voor de jaren waarin de teruggaafregeling relevant is als voor de jaren waarin de afdrachtverminderingsregeling relevant is. De inspecteur wijst alle verzoeken af. In beroep wordt namens de buitenlandse fondsen gesteld dat recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat omdat de buitenlandse fondsen vergelijkbaar zijn met een fbi.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de verzoeken om teruggaaf dividendbelasting van de buitenlandse fondsen terecht heeft afgewezen. Dit geldt zowel voor de jaren waarin de teruggaafregeling relevant is als de jaren waarin de afdrachtverminderingsregeling van toepassing is. Voor de jaren waarin de teruggaafregeling relevant is hebben de buitenlandse fondsen namelijk niet ingestemd met de door de Hoge Raad voorgestelde vervangende betaling (V-N 2020/54.14). Voor de overige jaren geldt dat de Nederlandse regeling niet leidt tot belemmering van het vrije verkeer van kapitaal (V-N 2021/17.10). Ook is er volgens de rechtbank geen sprake van staatssteun (V-N 2023/41.1.6). Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 63
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 28
Wet op de dividendbelasting 1965 11a
Wet op de dividendbelasting 1965 10
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Dividendbelasting
Editie: 9 januari
Informatiesoort: VN Vandaag