Belanghebbende, X, werkt samen met L op het gebied van onroerende zaken. Begin 2001 komen X en L overeen dat ze hun samenwerking willen beëindigen. Zij komen er echter niet uit. In 2003 sluiten ze vervolgens een vaststellingsovereenkomst om de gezamenlijke belangen en bezittingen te ontvlechten. In zijn IB-aangifte 2003 neemt X een verlies uit ab op van € 144.436. Volgens de inspecteur is er echter sprake van een inkomen uit ab van ruim € 3 mln. Hij corrigeert dan ook de aangifte. X en de inspecteur zijn het er niet over eens hoe de vaststellingsovereenkomst moet worden uitgelegd. Volgens de inspecteur is er namelijk sprake van een packagedeal. X is het daar niet mee eens. Rechtbank Breda oordeelt dat er sprake is van een packagedeal. De rechtbank wijst hierbij op de tekst van de gesloten overeenkomsten. Volgens de rechtbank heeft X met hetgeen hij aanvoert niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een splitsing van de prestaties. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het nu juist de bedoeling was om de gezamenlijke belangen van X en L in één keer te ontvlechten. De rechtbank stelt de ab-winst vervolgens vast op ruim € 1,4 mln.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat in de vaststellingsovereenkomst aanknopingspunten zijn te vinden voor zowel de stelling van X, als voor de stelling van de inspecteur. Aan de hand van andere bronnen, zoals bepaalde brieven, stelt het hof uiteindelijk vast dat X de aandelen heeft vervreemd tegen kwijting dan wel overname van de schulden die hij had, respectievelijk enkele vennootschappen van het samenwerkingsverband hadden. Het vervreemdingsvoordeel dat X hierbij realiseert, stelt het hof vast op ruim € 1,1 mln. Het hof vermindert de aanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 1 oktober