X nv investeert in diverse zaken. Op 21 februari 2014 verkrijgt zij, van haar aandeelhouder, voor € 38 mln alle aandelen in B AG. Het eigen vermogen van B AG, dat voornamelijk uit vorderingen bestaat, bedraagt op dat moment € 52,1 mln. B AG wordt op 28 februari 2014 geliquideerd. In haar VPB-aangifte 2015 voert X nv een afwaarderingsverlies op vorderingen op van € 3,6 mln. De inspecteur staat aftrek van deze post niet toe.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X nv niet heeft aangetoond dat de afgewaardeerde vorderingen op het moment van overname niet al waardeloos dan wel onvolwaardig waren. Zij heeft namelijk geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat zij onderzoek heeft gedaan naar de volwaardigheid van de vorderingen van B AG ten tijde van de overname. Volgens de rechtbank lag dat wel voor de hand omdat X nv de aandelen in B AG in 2014 heeft verkregen voor een bedrag van € 38 mln terwijl het eigen vermogen van B AG, dat vrijwel geheel uit vorderingen bestond, ten tijde van de overname € 52,1 mln bedroeg. Verder wijst de rechtbank er nog op dat X nv bij de liquidatie van B AG, die een week na de overname plaatsvond, een (onbelast deelnemings)resultaat van ruim € 14 mln heeft gerealiseerd en zij in 2015 een afwaarderingsverlies van € 3,6 mln. ten laste van haar belastbare winst wil brengen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 7 juni