X, belanghebbende, is een samenwerkingsverband tussen A en zijn partner, B. A is dga van C bv. In 2015 koopt X een perceel bouwgrond waar zij een woning op laat bouwen. Op het dak van de woning worden zonnepanelen geïnstalleerd. X verhuurt een werkkamer in de woning aan C bv. De werkkamer beslaat 9,4% van de woning. Ter zake van deze verhuur wordt geopteerd voor belaste verhuur. X maakt bezwaar tegen de BTW-teruggaafbeschikking. Volgens X bestaat namelijk recht op een teruggaaf van € 159.067 in plaats van € 1262. Zij stelt daarbij dat het gehele nieuwgebouwde pand ten dienste staat aan en bestemd is voor de opwekking van energie. De inspecteur stelt de teruggaaf vervolgens vast op € 15.488. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de aanschaf van het perceel en de bouw van de woning. De plaatsing van de zonnepanelen levert derhalve geen recht op aftrek van de BTW op die drukt op de bouw van de woning en de aanschaf van het perceel. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de voorbelasting. X zou de kosten voor het perceel en het woonhuis hoe dan ook hebben gemaakt, ook wanneer hij de zonnepanelen niet zou hebben aangeschaft. Deze kosten zijn dan niet gemaakt voor het met zonnepanelen opwekken en tegen vergoeding leveren van energie. Nu een rechtstreeks en onmiddellijk verband ontbreekt tussen de verwerving van het perceel en de bouw van het woonhuis enerzijds en de levering van energie anderzijds, heeft de inspecteur terecht de BTW-aftrek geweigerd.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15