Advocaat-generaal Ettema concludeert dat X recht heeft op BTW-aftrek in verband met de plaatsing van de zonnepanelen op de nieuwbouwwoning. Om te bepalen in welke mate recht op aftrek bestaat, adviseert de A-G de Hoge Raad om de zaak te verwijzen.

X, belanghebbende, is een samenwerkingsverband tussen A en zijn partner, B. A is tevens dga van C bv. In 2015 koopt X een perceel bouwgrond waar zij een woning op laat bouwen. Op het dak van de woning worden zonnepanelen geïnstalleerd. X verhuurt een werkkamer in de woning aan C bv. De werkkamer beslaat 9,4% van de woning. Ter zake van deze verhuur wordt geopteerd voor belaste verhuur. X maakt bezwaar tegen de BTW-teruggaafbeschikking. Volgens X bestaat namelijk recht op een teruggaaf van € 159.067 in plaats van € 1262. Zij stelt daarbij dat het gehele nieuwgebouwde pand ten dienste staat aan en bestemd is voor de opwekking van energie. De inspecteur stelt de teruggaaf vervolgens vast op € 15.488 (9,4% van de BTW op de woning en 9,4% x 14,4% van BTW op de bouwgrond en 100% van de BTW op de zonnepanelen). Rechtbank Gelderland oordeelt dat de woning niet in zijn geheel is aan te merken als een energiecentrale. De rechtbank verleent een aanvullende aftrek van 3,1%. X heeft recht op een aftrek van 12,5% (9,4% + 3,1%) van de BTW van de woning en 1,36% van de BTW van de bouwgrond. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de aanschaf van het perceel en de bouw van de woning. De plaatsing van de zonnepanelen levert derhalve geen recht op aftrek van de BTW op die drukt op de bouw van de woning en de aanschaf van het perceel. Omdat de inspecteur zijn toezegging voor de rechtbank gestand wil doen, stelt het hof de BTW-aftrek vast op € 19.343.

Advocaat-generaal Ettema concludeert dat X recht heeft op BTW-aftrek in verband met de plaatsing van de zonnepanelen op de nieuwbouwwoning. Hierbij overweegt de A-G eerst dat X de zonnepanelen en de nieuwbouwwoning waarop de panelen zijn aangebracht, als ondernemer heeft verworven. De woning, waarop een exploitatie van zonnepanelen geschiedt, wordt namelijk feitelijk en meer dan volstrekt verwaarloosbaar voor een economische activiteit gebruikt. Ook wordt de woning, door het feitelijke gebruik voor het leveren van elektriciteit aan het net, gebruikt voor belaste handelingen. Het heikele punt betreft vervolgens de mate van aftrek. De A-G komt uiteindelijk met de oplossing dat de exploitant van zonnepanelen moet kunnen volstaan met het aan de hand van schattingen aannemelijk maken wat het aftrekbare bedrag (minimaal) moet zijn uitgaande van het in redelijkheid te bepalen werkelijke gebruik van de woning voor de zonnepanelenonderneming. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen.

Lees ook het thema Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel?

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 30 november

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen