De Hoge Raad oordeelt dat Zyla alleen aanspraak heeft op een gedeelte van het premiedeel van de algemene heffingskorting dat is bepaald in tijdsevenredigheid naar de periode van verzekering in Nederland. De Hoge Raad verwijst daarbij naar het arrest van het Hof van Justitie EU in deze zaak.
K.M. Zyla heeft de Poolse nationaliteit en woont en werkt in 2013 zes maanden in Nederland. In deze periode is zij in Nederland verplicht verzekerd en premieplichtig voor de volksverzekeringen. Zyla keert in 2013 weer terug naar Polen, waar zij niet is verzekerd, omdat zij in Polen onvoldoende inkomen genereert. De inspecteur vermindert het premiedeel van de algemene heffingskorting tijdsevenredig naar verhouding tot de tijd waarin Zyla in 2013 premieplichtig in Nederland is geweest. Zyla stelt dat zij recht heeft op de volledige heffingskorting en dat er sprake is van discriminatie naar woonplaats. De Hoge Raad stelt een prejudiciële vraag in deze zaak. Het Hof van Justitie EU (V-N 2019/8.6) oordeelt dat Nederland niet in strijd met het EU-recht handelt door het premiedeel van de algemene heffingskorting tijdsevenredig te verminderen. Het premiedeel van de heffingskorting waarop Zyla recht heeft, is dan evenredig aan de periode waarin zij verzekerd is geweest in Nederland. Van de jaarlijkse heffingskorting wordt dan het gedeelte uitgesloten dat evenredig is aan elke periode waarin zij niet was verzekerd in Nederland, en in Polen woonde zonder daar een beroepsactiviteit uit te oefenen.
Onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie EU in deze zaak, oordeelt de Hoge Raad dat Zyla alleen aanspraak heeft op een gedeelte van het premiedeel van de algemene heffingskorting dat is bepaald in tijdsevenredigheid naar de periode van verzekering in Nederland. De Hoge Raad verwerpt dan ook de stelling van Zyla dat zij recht heeft op de algemene heffingskorting zonder toepassing van de tijdsevenredige vermindering van het premiedeel van die heffingskorting. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 45
Wet inkomstenbelasting 2001 8.10
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht, Premieheffing
Instantie: Hoge Raad
Editie: 15 april