Advocaat-generaal Niessen concludeert dat verdeling van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) over de vennoten in overeenstemming is met doel en strekking van de KIA. Voor de stelling van X dat er geen verdeling van de KIA over de vennoten hoeft plaats te vinden is geen steun te vinden in de wettekst.

X exploiteert samen met haar echtgenoot in vof-verband een onderneming. De vof investeert in 2016 voor € 83.476 in bedrijfsmiddelen. X claimt in verband met deze investeringen een kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) van € 6670. In beroep is zij echter van mening dat zij recht heeft op een KIA van € 15.687. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de totale KIA € 15.687 bedraagt, waarvan € 2347 doorschuift naar 2017. De KIA voor 2016 bedraagt dan € 13.340, zodat X recht heeft op een KIA van € 6670. X gaat in cassatie. Zij stelt daarbij onder andere dat de door te schuiven KIA aan haar en haar medevennoot ieder voor de helft moet worden toegerekend.

Advocaat-generaal Niessen concludeert dat verdeling van de KIA over de vennoten in overeenstemming is met doel en strekking van de KIA. Voor de stelling van X dat er geen verdeling van de KIA over de vennoten hoeft plaats te vinden is geen steun te vinden in de wettekst. De A-G merkt echter nog wel op dat een grammaticale uitleg van het huidige art. 3.41 Wet IB 2001 aanknopingspunten geeft voor de berekeningsmethode die X bepleit. Deze is echter in strijd met de bedoeling van de wetgever en leidt tot ongerijmde resultaten. Ten aanzien van het doorschuiven van de KIA merkt de A-G nog op dat het doorgeschoven aftrekbedrag in de berekening van de rechtbank over beide vennoten is verdeeld. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 10 februari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen