Advocaat-generaal Ettema concludeert dat het hof terecht de totale inkomens- en vermogenspositie van X in de beschouwing heeft betrokken bij de individuele toets. De vermogensrendementsheffing op spaarsaldi is niet in strijd met art. 1 EP EVRM op individueel niveau.
X geeft in zijn IB-aangifte 2013 voor € 157.330 aan bank- en spaartegoeden aan. Hierop geniet hij € 3354 aan rente, en is hij € 1634 (48,72% van de genoten rente) aan vermogensrendementsheffing verschuldigd. X is van mening dat de vermogensrendementsheffing op spaarsaldi naar haar aard in strijd is met art. 1 EP EVRM. Hof Amsterdam oordeelt dat er, gezien het verschil tussen het gerealiseerde rendement en het veronderstelde reële rendement, op regelniveau, sprake is van een schending van art. 1 EP EVRM. Vervolgens merkt het hof echter op dat de wetgever enige tijd moet worden gegund om een einde te maken aan deze schending, en dat vermogensrendementsheffing met ingang van 2017 is gewijzigd. Nu er gezien de totale inkomens- en vermogenspositie van X geen sprake is van een individuele en excessieve last, blijft de IB-aanslag 2013 in stand. X en de staatssecretaris gaan in cassatie.
Advocaat-generaal Ettema concludeert dat het hof terecht de totale inkomens- en vermogenspositie van X in de beschouwing heeft betrokken bij de individuele toets. Volgens de A-G is de vermogensrendementsheffing op spaarsaldi niet in strijd met art. 1 EP EVRM op individueel niveau. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Lees ook het thema Box 3 en de andere conclusie van A-G Ettema met als titel Hof treedt volgens A-G buiten rechtsstrijd bij proefprocedure over box 3-heffing.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 4 januari
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel