Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat voor 51% van de aandelen niet is voldaan aan de bezitseis. De inspecteur heeft de BOR daarom terecht slechts toegepast op het deel van 49%.

A, de moeder van belanghebbende, X, houdt de aandelen in E bv. E bv houdt 49% van de aandelen in D bv. De overige aandelen in D bv zijn in handen van Q bv. D bv bezit de aandelen in diverse vennootschappen die hoor- en optiekcentra exploiteren. In 2011 volgt een ruziesplitsing waarbij de optiekcentra worden ondergebracht bij D1 bv en de hoorcentra bij D2 bv. Hierbij wordt E bv houder van de aandelen D2 bv en Q bv houder van de aandelen D1 bv. In 2013 schenkt A de aandelen B bv aan X. B bv houdt op dat moment de aandelen in de hoorcentra. Ter zake van deze schenking wordt een beroep gedaan op de bedrijfsopvolgingsregeling van art. 35d SW 1956. De inspecteur verleent de vrijstelling voor 49%.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat voor 51% van de aandelen niet is voldaan aan de bezitseis en dat de inspecteur de BOR daarom terecht slechts heeft toegepast op het deel van 49%. De rechtbank wijst er daarbij op dat het middellijke belang van A in de hoorcentra vóór de herstructurering 49% bedroeg en daarna, door de ruziesplitsing, 100%. Verder mag ook geen rekening worden gehouden met de bezitsperiode van D bv van het pakket van 51%. Volgens de rechtbank moet namelijk ook bij een juridische splitsing voor elke objectieve onderneming, of een gedeelte daarvan, de bezitseis afzonderlijk worden toegepast. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 35d

Successiewet 1956 35c

Successiewet 1956 35b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 28 november

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen